De invulling van thuiszorg voor ouderen in Europese landen varieert. Dat blijkt uit een onderzoek dat werd gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift European Geriatric Medicine. In het ene land worden veel hulpmiddelen gebruikt, terwijl het andere land zich meer bezighoudt met de voordelen van lichaamsbeweging. Uit het onderzoek dat door het Amsterdam UMC werd uitgevoerd, in samenwerking met vijf andere Europese universiteiten, blijkt dat er een Europese collectieve aanpak nodig is.
Voor het onderzoek werden de patiëntgegevens van zo’n 3.000 thuiszorg patiënten geanalyseerd. Zij hadden een gemiddelde leeftijd van 83 jaar en woonden verspreid door Europa in Nederland, België, Duitsland, IJsland, Finland en Italië.
De onderzoekers richtten zich op verschillende interventies in de thuiszorg. De betekenis van een interventie luidt als volgt: een tussenkomst door iets of iemand, om verandering te realiseren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan “artsenbezoek aan huis”, “maaltijdverzorging” en “lichamelijke activiteit”. Een aantal interventies werden in alle zes landen toegepast binnen de thuiszorg, maar er waren ook uitzonderingen. Zo stelt Eline Kooijmans, hoofdauteur van het onderzoek, dat er grote verschillen zijn als het gaat om lichaamsbeweging: “In Nederland was ruim 80% van de patiënten de afgelopen drie dagen buiten geweest, terwijl dit in Italië slechts 7% was. Dit kan slechts gedeeltelijk worden verklaard door mobiliteitsproblemen die vaker voorkwamen bij de Italiaanse ouderen in de studie.” Echter, lichaamsbeweging is van groot belang voor zowel de geestelijk als fysieke gesteldheid van patiënten. Uit onderzoek blijkt namelijk dat lichaamsbeweging het aantal valpartijen reduceert en tegelijkertijd de sociale vaardigheden stimuleert. Dat laatste geldt vooral bij dementiepatiënten.
Ook is er variatie te zien in het aantal vrijheidsbeperkende middelen. Zo stelden de onderzoekers een ‘relatief hoge prevalentie’ vast in Duitsland en Italië. In die landen werd bijvoorbeeld meer gebruik gemaakt van bedhekken of mobiliteitsbeperkende stoelen.
Volgens Emiel Hoogendijk, universitair docent aan Amsterdam UMC, hebben studies bewezen dat het gebruik van deze vrijheidsbeperkingen een negatief effect heeft op de mentale en lichamelijke gezondheid van patiënten: “Tegelijkertijd ontbreekt het bewijs dat ze een val kunnen voorkomen. Onderzoek wijst juist uit dat beperkingen meer valpartijen kunnen veroorzaken, waarschijnlijk door een gebrek aan lichaamsbeweging. Dit is iets waar beleidsmakers in de gezondheidszorg echt alert op moeten zijn.”
In Scandinavië, België en Nederland wordt aanzienlijk meer thuiszorg verleend dan in de mediterrane landen. Ter vergelijking: in Italië kreeg slechts 4 procent van de patiënten huishoudelijke hulp, terwijl dat percentage in IJsland op 75 procent lag. Volgens Hoogendijk zijn de verschillen in interventies moeilijk te verklaren: “Bij bijna alle succesvolle interventies in de thuiszorg zien we een zeer gefragmenteerd beeld in Europa dat niet wordt verklaard door factoren zoals de aan- of afwezigheid van mantelzorgers. Er is sprake van laaghangend fruit dat in veel landen wacht om geplukt te worden. Actie ondernemen wordt steeds belangrijker, nu heel Europa vergrijst.”
Zowel Hoogendijk, als Kooijmans maken ook deel uit van het vervolgonderzoek: I-CARE4OLD, dat gecoördineerd wordt door Hein van Hout, hoogleraar Zorg voor kwetsbare ouderen aan Amsterdam UMC. Het doel is om een instrument te ontwikkelen dat de vooruitzichten van een individuele oudere nauwkeuriger kan inschatten. “Deze digitale tool adviseert ook over de gunstige of schadelijke impact van specifieke interventies. Met behulp van zorggegevens van miljoenen oudere zorgontvangers uit 8 landen wordt dit instrument via machine learning steeds beter. Ik verwacht dat deze tool de enorme ongewenste verschillen in behandeling van vergelijkbare patiënten kan verminderen en zo de kwaliteit van de zorg kan verhogen”, aldus Van Hout.
Auteur: redactie