Een bezoekje brengen aan je eigen, vertrouwde huisarts: een fijne gedachte als je kampt met fysieke of mentale ongemakken. Maar, maatschappelijke veranderingen bedreigen dit ideaalplaatje. Is het in de toekomst nog wel mogelijk om een consult te hebben bij een huisarts in de buurt? René Kant, huisarts in Andijk en bestuurslid van de Westfriese Huisartsenorganisatie, sprak met Stichting Zorg Zoals de Westfries het Wil (ZZWW) over zijn zorgen.
De zorgvraag neemt toe, omdat de samenleving vergrijst. Mensen worden steeds ouder, waardoor zij vaker een beroep doen op huisartsen, maar ook díe vergrijzen: “Veel huisartsen gaan de komende tien jaar met pensioen en de overblijvers zijn overbelast”, zo stelt Kant. Het is dus belangrijk om nieuwe mensen te “werven”, maar dat is volgens Kant nog niet zo makkelijk: “De nieuwe generatie heeft andere wensen. Jongeren kiezen nog wel voor het vak van huisarts, maar willen in deeltijd werken.” Vroeger koos men vaak een baan voor het leven, maar tegenwoordig zijn carrière switches meer regel dan uitzondering. Daarbij willen ze liever geen praktijkhouder zijn, omdat ze dan eindverantwoordelijk zijn voor de diensten, de huisvesting, het indelen van de ruimte, medewerkers en alle papieren rompslomp. De toekomst van de huisartsenzorg ziet er daardoor weinig rooskleurig uit: “De vraag naar huisartsenzorg is groter dan het aanbod en het gat daartussen groeit. Dat is zorgelijk.”
Jongeren willen meer vrijheid en dat begrijpt Kant deels wel. Hij deelt zijn praktijk met een compagnon en werkt daardoor veertig uur. Dat is voor een huisarts parttime. Minder werken is niet mogelijk als je een praktijk runt. “Bovendien liggen er meer zorgtaken op het bord van de huisarts. Denk aan regelmatige checks van mensen met diabetes of hartklachten, vaccinaties en psychische hulp van de praktijkondersteuner. Ook overheidsinstanties vragen steeds meer van ons. Openbare jaarverslagen, rapportages met gegevens van personeel, etc.” In het Integraal Zorgakkoord (IZA) staat dat er minder regels moeten komen, maar daar heeft Kant nog niets van gemerkt.
Ook in Westfriesland en Wieringermeer is de situatie schrijnend. Er zijn ongeveer 60 praktijken en maar liefst 110 huisartsen. Dat klinkt als een hoop, maar toch vallen er veel gaten. “Hier in de regio staan zo’n vijf à zes prakijken op omvallen. Huisartsen zijn overbelast en er zijn nauwelijks waarnemers en opvolgers te vinden. Ook doktersassistenten en praktijkondersteuners zijn nodig om alle zorg te bieden.” Huisvesting is daarbij een belangrijk aandachtspunt, maar veel panden worden te klein of zijn toe aan renovatie. Gemeentes zouden dit moeten financieren en faciliteren, maar die blijven achter. “De noodzaak wordt onvoldoende onderkend. Verzekeraars en gemeenten moeten verantwoording nemen, huisvesting organiseren en het praktijkhouderschap weer aantrekkelijk maken.”
In de omgeving van Westfriesland hebben ze ook nog te maken met seizoenarbeiders. Dit zijn vaak Polen of Bulgaren die tijdelijk werk hebben. Wanneer zij zorg nodig hebben, zorgt dat voor piekdrukte. Mensen worden mede daardoor steeds vaker doorverwezen naar apps, digitale zorgportalen of informatieve websites zoals www.thuisarts.nl. Daar kunnen zij antwoorden vinden op hun eerste zorgvragen en medicatievoorschriften bekijken. Toch is dit niet altijd wenselijk: “Het ontbreekt veel oudere patiënten aan digitale vaardigheid. Dat kan tot gevaarlijke situaties leiden, omdat ze antwoorden verkeerd interpreteren, de klachten niet goed begrijpen of al helemaal niet weten waar ze moeten zijn.”
Ondanks de personeelstekorten en de toenemende zorgvraag wordt het huisartsenconsult verlengd met vijf minuten (van tien naar vijftien minuten). “Dat lijkt inderdaad niet met elkaar te stroken, maar is wel een goede ontwikkeling. Natuurlijk vraagt het om maatregelen. Enerzijds verwijzen we mensen naar digitale tools, zoals www.thuisarts.nl, de app ‘Moet ik naar de dokter?’ en helpen we waar het kan vaker via een videoconsult en per e-mail. Anderzijds hebben we meer tijd voor patiënten met een meer complexe zorgvraag en kunnen we sneller passende zorg bieden”, zo vindt Kant.
De belangrijkste vraag blijft natuurlijk of de teloorgang van huisartsen kan worden gestopt. Kant gaat er wel voor, maar benadrukt dat huisartsen het niet alleen kunnen: “We moeten een beroep doen op de beleidsmakers en verzekeraars die veel macht hebben. Zij moeten het praktijkhouderschap weer aantrekkelijk maken en eerstelijns zorginstanties beter op elkaar laten aansluiten.”
Auteur: redactie